Geloof en vertrouwen. Twee dingen die voor de ene persoon bijna vanzelfsprekend zijn, maar voor de ander zo moeilijk. Als je leven lekker voortkabbelt of wanneer je de wind in de rug hebt is er aan geloof en vertrouwen geen gebrek. Maar als het leven je op de proef stelt, zoals bij Abraham, dan pas blijkt wat jouw geloof en vertrouwen echt waard zijn.
Geloven en vertrouwen kunnen soms best moeilijk zijn. Denk maar aan de situatie waarin een ouder merkt dat zijn of haar kind een weg lijkt te gaan zonder God. Of je verliest je baan, terwijl het werk toch al niet voor het oprapen ligt. Je wordt ernstig ziek of je partner en jij groeien uit elkaar. Zomaar wat voorbeelden van situaties die iedereen wel zelf of in zijn of haar omgeving meemaakt. Waar is God in zo’n situatie? Hoe kan je weten dat Hij voor je blijft zorgen? Ook als het tegen zit.
In Psalm 16 vers 5 schrijft David “Heer, u geeft me alles wat ik nodig heb. Mijn leven is in uw handen”. Dat is niet alleen iets dat David in zijn eigen leven heeft ervaren. We mogen deze tekst ook als belofte opvatten. God geeft ons alles wat we nodig hebben. Onze levens zijn in zijn handen. God zorgt als een vader voor ons. Hij zal ons niet loslaten. Daar mogen we op vertrouwen. Maar ja … vertrouwen kan soms lastig zijn. Abraham vertrouwde op God en daarom vond God hem een goed mens (Gen. 15:6).
God stelt het geloof en vertrouwen van Abraham een aantal keer op de proef. In Genesis 12 vers 1 zegt God tegen Abraham “ga weg uit je eigen land en ga weg van je familie. Ik zal je zeggen naar welk land je moet gaan”. Stel je voor dat God dit tegen jou zou zeggen. Hoe zou je reageren? Zou je meteen gaan en wat zou je meenemen? Hou kom je aan genoeg eten? Hoe weet je waar je naartoe moet? Ik weet niet of Abraham deze vragen allemaal heeft gesteld, maar hij vertrouwde op God en ging op weg naar Kanaän.
In Genesis 15 spreekt Abraham met God in een droom. Hij en Sarah zijn dan nog altijd kinderloos. Dit werd ervaren als het missen van Gods zegen. God belooft dat hij Abraham zal beschermen en rijk zal maken. Abraham begrijpt dit niet. Hij is immers kinderloos. Maar God zegt “je zult een kind krijgen” en hij laat abraham naar de sterrenhemel kijken. Dan zegt God “tel de sterren eens, als je dat kunt. Zoveel nakomelingen zul je krijgen”. Abraham geloofde wat God zei. Dat is bijzonder, want Abraham had geen idee.
Hij kon de sterren aan de hemel helemaal niet tellen. Het waren veel te veel sterren. Zou Abraham zich een voorstelling hebben kunnen maken van zoveel nakomelingen en hoe dat in zijn werk zou gaan? Dat deze nakomelingen zouden bestaan uit Joden en niet-joden die uiteindelijk allemaal zijn Heer zouden aanbidden. Dat deze volken zich zouden verspreiden over de aarde. Strijd met elkaar zouden leveren, maar uiteindelijk schouder aan schouder Jezus zullen aanbidden. Abraham had geen idee. Hij kon totaal niet overzien wat de impact was van Gods belofte voor zijn leven. Maar hij geloofde, omdat hij wist dat God te vertrouwen is.
In Genesis 16 struikelt Abraham. Hij verwekt een kind bij Hagar, de slavin van zijn vrouw Sarah. Dat was niet zoals God het bedoeld had. Abraham werd ongeduldig. Hij begon te twijfelen of Sarah en hij ooit samen kinderen zouden krijgen. Dus hielp hij God een handje door Ismaël te verwekken bij Hagar.
Ondanks dat Abraham tijdens een moment van zwakte ontrouw is geweest aan God, blijft God trouw aan Abraham. Sarah en Abraham krijgen Isaäk. De zoon van Abraham die God op het oog had. God trekt niet zijn handen af van Abraham. Zo van ‘als jij het dan zo goed weet zoek je het zelf maar uit’. Nee hij blijft trouw, want God is trouw. Hij kan niet anders.
God stelt Abraham nog wel voor de proef als hij Abraham opdraagt om zijn zoon Isaäk te offeren (Gen. 22). Abraham moet kiezen tussen God en zijn eigen verlangens (Isaäk). Het verlangen naar een zoon was voor Abraham zo groot geworden dat het de gedaante van een afgod had aangenomen. En dus moest hij zijn trouw aan God bewijzen. Weer is Abraham gehoorzaam. Hij vertrouwt op God. Het moet Abraham verscheurt hebben dat hij Isaäk moest offeren. Hij zal de eventuele zin van zo’n offer waarschijnlijk niet hebben ingezien, maar gehoorzaamde toch. Hiermee liet Abraham zijn trouw aan God zien. God beantwoorde deze trouw door te voorzien in een ander offerlam die vooruitwijst naar Jezus. Hierdoor kon het leven van Isaäk worden gespaard.
Abraham is zwaar op de proef gesteld door God. Maar hij vertrouwde zijn God en werd daarin nooit teleurgesteld. Abraham kon de impact van Gods beloften niet altijd overzien. Ook zal hij god niet altijd hebben begrepen, maar hij geloofde toch. Ondanks alle twijfels die hij misschien heeft gehad koos hij ervoor om God te geloven en te vertrouwen. God heeft dat vertrouwen nooit beschaamd, maar kwam zijn beloften altijd na. Wat doe jij? Kies je ervoor om God te vertrouwen, omdat God door de eeuwen heen altijd woord heeft gehouden en zijn plannen meestal toch groter zijn dan jij kunt overzien? Of hou je liever zelf de teugels in handen?